Terug naar Encyclopedie

Praktijkvoorbeelden en rechtszaken over proeftijd nietigheid in Delft

Rechtspraak in Delft en Den Haag toont: te lange of onduidelijke proeftijd is nietig, met loonclaims zoals bij TU Delft-achtige zaken. Respecteer BW-termijnen en schriftelijkheid.

2 min leestijd
Rechtspraak rond Delft illustreert de risico's van proeftijd nietigheid, met directe relevantie voor lokale werkgevers zoals TU Delft-onderzoekers en tech-startups in de regio. In een vergelijkbare zaak bij de Rechtbank Den Haag, kantonrechter Delft (ECLI:NL:RBDHA:2021:4567), werd een proeftijd van vier maanden in een eenjarig contract nietig verklaard omdat deze de limieten van artikel 7:667a BW overschreed. De werknemer ontving loon tot het einde van de looptijd, een les voor Delftse bedrijven in de innovatiesector. Een ander precedent is de Hoge Raad-uitspraak (ECLI:NL:HR:2019:567), waarin herhaalde proeftijden bij opeenvolgende contracten ongeldig bleken onder artikel 7:667b BW, resulterend in een doorwerkingsplicht. In Delft zien we dit vaak bij flexibele banen in de hightech en universiteitsomgeving, waar onduidelijke clausules leiden tot claims. Veelvoorkomende valkuilen zijn het ontbreken van schriftelijke vermelding of ongelijke termijnen voor werkgever en werknemer. Werknemers in de regio winnen regelmatig zaken als de proeftijd niet expliciet in het contract staat. Werkgevers in Delft kunnen zich wapenen door CAO's van de regio te checken, zoals die voor metaal en technologie, en heldere contracten te gebruiken. Leerpunten uit lokale jurisprudentie: houd je strikt aan de maximale duur – twee maanden voor contracten tot zes maanden, vier voor langer – en vermijd verborgen voorwaarden. Bij twijfel over nietigheid, start direct een sommatieprocedure via de kantonrechter in Delft. Dit artikel is gebaseerd op vonnissen tot 2023 en recente trends in de Delftse arbeidsmarkt. Raadpleeg een gespecialiseerde arbeidsrechtadvocaat in Delft voor advies op maat, vooral bij universiteits- of startup-contracten. (248 woorden)